woensdag 20 maart 2013

Lijmen/het Been - Willem Elsschot

Lijmen/Het Been is een aanklacht tegen de harde zakenwereld. Een wereld waarin Elsschot zijn hele leven verkeerd heeft. Heeft hij in Lijmen/Het Been zichzelf beschreven in Boorman, in Laarmans of zijn beide personen een personificatie van de schrijver ?

Lijmen
Frans Laarmans is ontevreden met het kantoorbaantje dat hij heeft. Het brengt bovendien weinig geld op. Op een gegeven moment ontmoet hij Karel Boorman die directeur is van het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen.
Boorman, een echte zakenman, biedt Laarmans aan om voor hem te komen werken.
Laarmans neemt het aanbod aan en wordt door Boorman ingewijd in de kunst van het lijmen. Dat houdt in dat mensen overgehaald worden om zoveel mogelijk exemplaren van het wereldtijdschrift te kopen. In het Wereldtijdschrift staat dan een prachtig verhaal over hun bedrijf, waardoor ze geneigd zijn om veel exemplaren te bestellen.
Tijdens een lijmtocht komen Laarmans en Boorman terecht bij een keukenliftenfabriekje, de firma Lauwereyssen. De bazin van dit bedrijf heeft een ernstige beenkwaal. Ook mevrouw Lauwereyssen wordt gelijmd: ze bestelt honderdduizend exemplaren van het wereldtijdschrift.
Naderhand probeert ze nog op alle mogelijke manieren van de bestelling af te komen, maar Boorman zorgt ervoor dat dat niet lukt. Laarmans, die wat gevoeliger van aard is dan Boorman, heeft nogal wat problemen met de gang van zaken. Hij vindt het dan ook een ramp om iedere keer bij mevrouw Lauwereyssen langs te moeten om een termijn te incasseren.

Het Been
Enige jaren later lopen Boorman en Laarmans samen over de markt. Boorman loopt een vrouw met een houten been omver. Het is mevrouw Lauwereyssen. Als blijkt dat de keukenliftenfabriek failliet is gegaan krijgt Boorman schuldgevoelens.
Hij denkt namelijk dat hij de oorzaak is van het faillissement en dat mevrouw Lauwereyssen daarom geen geld had om een goede dokter voor haar been te betalen. Boorman voelt zich dus verantwoordelijk voor het houten been en zal niet rusten voordat hij mevrouw Lauwereyssen volledig heeft terugbetaald.
Ze wil echter geen geld van Boorman accepteren en pas na tussenkomst van een neef van Laarmans, die een verzoeningsbijeenkomst organiseert, pakt ze het geld van Boorman aan. Deze is nu "van het been verlost".
Deze tekenen van zwakte bij Boorman hebben er toe geleid dat Laarmans weer zo aan het twijfelen is gebracht over de juistheid van het hele gelijm dat hij er mee stopt en weer gewoon als kantoorbediende gaat werken. Boorman gaat alleen door met het wereldtijdschrift.

Willem Elsschot is Karel Boorman
In de secundaire literatuur wordt slechts een enkele keer gesteld dat Willem Elsschot Karel Boorman is. Een voorbeeld:"Elsschot werd vaak vereenzelvigd met Laarmans, maar uit recente onderzoekingen naar de activiteiten van het publiciteitsbureau waar Willem Elsschot werkzaam was blijkt dat hij zich wel degelijk als een echte Boorman heeft gedragen".
(Keyser, F. de. Waar Elsschot precies zijn inspiratie haalde. IN: De Nieuwe Gazet, 8/9-5-1982)

Willem Elsschot is Frans Laarmans
Veel vaker wordt aangenomen Willem Elsschot zichzelf in Frans Laarmans beschreven heeft:
~ "Lieven Walschap (woonde tegenover Elsschot): Hoewel hij ook wel iets van Boorman in zich had, vond ik hem een ontzettend lieve, romantische man, een echte Laarmans".
(Bibeb, Lieven Walschap en Adele Kellner-de Ridder over de laatste jaren van Willem Elsschot. IN: Vrij Nederland, 5-12-1970)
~"Willem Elsschot heeft toegegeven dat Boorman Valenpint (= vriend bij wie hij in 1912 ging werken) tot voorbeeld heeft gehad en dat Alfons de Ridder (= Willem Elsschot) diens rechterhand Laarmans was".
(Dull,B. Antwerpen toont de echte nummers van het Wereldtijdschrift van Willem Elsschot. IN: Het Parool, 15-1-1983)

~ "Elsschot heeft in een interview verklaard Laarmans te zijn".
(Langen,F. Een interview met Willem Elsschot. De Vlaamse schrijver hield slechts dagboeken bij. IN: Kets-Vree,A. e.a. Over Willem Elsschot. Den Haag, 1982. blz. 21-23)
~ "Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Willem Elsschot Laarmans is. Zo is het jeugdvers van Laarmans dat in Lijmen voorkomt een vers van Willem Elsschot. De beschrijving van Laarmans in het begin van Lijmen is volgens de biograaf van Willem Elsschot (= Frans Smits) een natuurgetrouwe beschrijving van Willem Elsschot als student".
(Marks-van Lakerveld,G. Over Lijmen/Het Been van Willem Elsschot, blz. 41-42. Amsterdam, 1977)


Een bewijs voor 1 van de genoemde 2 mogelijkheden is er niet. Dit is ook niet zo vreemd, want literatuur-critici houden er verschillende meningen op na.
Toch is er veel voor te zeggen om te stellen dat Willem Elsschot Laarmans is geweest. Hij heeft het immers zelf verklaard.
Veel critici vinden dat hij Boorman en Laarmans was. Elsschot had weliswaar Boorman-trekken (dit blijkt uit zijn zakenverleden), maar die had Laarmans ook. Laarmans was immers door Boorman opgeleid.

dinsdag 19 maart 2013

De kleine Johannes - Frederik van Eeden

"Ik zal u iets van de kleine Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd. Zodra gij het niet meer gelooft, moet ge niet verder lezen, want dan schrijf ik niet meer voor u."

Zo begint Frederik van Eeden zijn boek ‘De kleine Johannes'. Dit allegorisch sprookje was door Albert Verwey uitgekozen om in de eerste drie uitgaven van het tijdschrift van de Tachtigers, de Nieuwe Gids, te komen staan. Een opmerkelijke keuze. Want de Tachtigers kondigden in De Nieuwe Gids vernieuwing aan en dit boek was geen voorbeeld van die vernieuwing. Frederik van Eeden maakte wel gebruik van de stijl en de begrippen van impressionisme en naturalisme, maar was tegen de onderliggende principes ervan. De Kleine Johannes was ook helemaal niet geschreven in die stijl, het was eerder neoromantisch. Hoewel de eigenlijke stroming van de neoromantiek pas begon rond 1900, wordt De Kleine Johannes, die geschreven is in 1887, toch gerekend tot die stroming. Het belangrijkste kenmerk van de neoromantiek was de onvrede met het hier en nu. Die onvrede uitte zich in bijvoorbeeld natuurliefde en een mysterieuze sfeer. En dit is alles wat ook voorkomt in dit boek.
De voornaamste reden waar Van Eeden zich niet aan hield was het principe van de waarneembare werkelijkheid die leidde tot realisme en naturalisme. Van Eeden gebruikte juist het tegenovergestelde daarvan, namelijk het bovennatuurlijke en het fantasievolle. Voorbeelden daarvan zijn de figuur van Windekind, pratende mieren, het reizen in de tijd van Johannes en Windekind, het praten met dieren en de ontmoeting met De Dood.
Een ander principe waar Van Eeden zich in dit boek niet aan hield was aan het estheticisme, wat kunst om de schoonheid en zonder moraal inhield. Van Eeden's boek was niet geschreven om de mooie vorm, maar er zat een maatschappijkritische betekenis achter. Ook blijkt uit het eind van het boek dat Van Eeden eigenlijk geen Tachtiger was. Hierin moet Johannes (de schrijver) namelijk kiezen tussen de fantasiewereld van Windekind (het estheticisme) en de sociale verantwoordelijkheid van de Ongenoemde (het socialisme, ethische). Hij kiest voor het laatste. Het boek vertoont overeenkomsten met de Tachtigers bij het principe van het individualisme. Het boek is namelijk een persoonlijke uiting van de schrijver die zich uit in beeldspraak en vergelijkingen.

maandag 18 maart 2013

Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche handelsmaatschappij

In 1976 kwam Max Havelaar uit als eerste Nederlandse bioscoopfilm over het koloniale verleden. De film, geregisseerd door Fons Rademakers – één van Nederlands bekendste regisseurs – sleepte veel prijzen in de wacht. Behalve Indonesische acteurs deden bijna alle bekende Nederlandse acteurs uit de jaren zeventig mee aan de film. In de film is het verhaal van Multatuli’s Max Havelaar in grote lijnen behouden. Toch zijn er ook belangrijke verschillen te constateren.
Die verschillen hebben op de eerste plaats te maken met het andere medium. Woorden zijn nu eenmaal geen beelden en een boek werkt anders op ons in dan een film. Bij een verfilming zijn geprinte woorden omgezet in beeld en geluid; kijkers worden daarom via meerdere zintuigen aangesproken. Of men nu in een donkere bioscoop of achter het beeldscherm thuis zit te kijken, altijd zal de combinatie van beelden met muziek, gesproken tekst en geluiden een ander effect hebben dan wanneer men een boekje in een hoekje leest. Bovendien kan niet alles wat in woorden gezegd kan worden, direct vertaald worden in beeld. Naast de verschillen die door het gebruik van verschillende media worden veroorzaakt, zijn er in de film ook veranderingen doorgevoerd die niet zozeer met het proces van verfilming te maken hebben. Deze wijzigingen moeten veeleer worden toegeschreven aan het verstrijken van de tijd en aan veranderde politieke inzichten. Het zijn deze ideologische verschillen tussen boek en film die het meest de aandacht trekken.

Het opsporen van de verschillen tussen boek en film is interessant omdat daarmee duidelijk wordt hoe het geschiedbeeld sinds 1860 is veranderd. In de film zijn figuren verdwenen, maar ook toegevoegd. Gebeurtenissen die in het boek voorkomen, zijn weggelaten omdat ze niet pasten in de beoogde filmplot of eenvoudigweg niet in beeld zijn te brengen. Anderzijds zijn er scènes ingelast die je tevergeefs zult zoeken in de brontekst. Met elkaar dragen die veranderingen bij aan een verschuiving die de film een andere betekenis geeft dan het boek. De film Max Havelaar benadrukt de betrokkenheid van het koloniaal bestuur bij de uitbuiting van de Javaanse bevolking. Veel meer dan in het boek legt de film dus het accent op het corrupte gedrag van Nederlanders. In die accentverschuiving ligt een verwijzing naar veranderde denkbeelden over het koloniale verleden sinds de publicatie van Multatuli’s boek. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vond een omslag plaats in de denkbeelden over het verleden die men tot dan toe in Nederland had.Het was de roerige tijd van Black Power en maatschappijkritische vrouwen- en homobewegingen. Een belangrijk aspect van het toenmalige revolutionaire elan lag in de openlijke veroordeling van het optreden van de VS in Vietnam. In het kielzog van die kritiek begon ook de collectieve visie op het Nederlandse kolonialisme te veranderen. 
Een van de belangrijkste feiten waarin het boek en de film verschillen is dat het verhaal in het boek volledig verteld wordt door Droogstoppel en Stern en in de film niet. Alleen aan het begin komt Droogstoppel in beeld als Max Havelaar hem zijn geschriften aanbiedt.
De film begint met een scène dat Droogstoppel in de kerk zit tijdens de preek van dominee Wawelaar. De film eindigt met weer een scène waarbij Droogstoppel in de kerk zit, maar nu dat er een psalm wordt gezongen die de gelijkheid en de rechten van mensen bezingt. Dit komt nogal ironisch over omdat daarvoor net het verhaal van Havelaar was afgelopen waarbij hij tegenover een schilderij van de koning verklaart dat er 30 miljoen onderdanen worden onderdrukt en uitgezogen in Indië.
Het verhaal van Saïdjah en Adinda is in de film vervlochten met het verhaal van Max Havelaar. Beide verhaallijnen zijn best wel hetzelfde als in het boek.
Het belangrijkste verschil tussen een film en een boek van hetzelfde verhaal is meestal dat de film veel duidelijker en levendiger is. Dat is natuurlijk niet zo gek. Het is bij dit verhaal bovendien zo dat het taalgebruik in het boek ouderwetser is dan in de film. Daaruit blijkt dat er aan de spreekwijze van het Nederlands sinds de tijd dat het boek geschreven is, niet veel veranderd is, maar aan de schrijfwijze wel. Aan het eind van het boek vertelt de schrijver dat hij het boek opgedragen wordt aan koning Willem III. Hij vertelt daarbij welk onrecht hem en de Indonesiërs wordt aangedaan. In de film doet Max Havelaar hetzelfde, alleen dan tegenover een schilderij van de koning, in de residentie van de Gouverneur-generaal.

Als gevolg van het feit dat de film is ontstaan in de maatschappijkritische jaren zeventig van de vorige eeuw draagt hij een duidelijke anti-koloniale boodschap uit: Indië is uitgebuit en geëxploiteerd onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse kolonisator. De nadruk op de betrokkenheid van het koloniale bestuur bij de uitbuiting van de Javaanse bevolking is daarom het belangrijkste verschil tussen Multatuli’s boek en de film. In tegenstelling tot Multatuli’s bedoeling in 1860, omvat de film van 1976 een anti-koloniale aanklacht.




De donkere kamer van Damokles - Willem Frederik Hermans

In deze verdiepingsopdracht ga ik de titel en motto nader verklaren:
Als men de relatie tussen de tekst van een boek en de titel bekijkt, dan zijn er globaal twee categorieën van relaties tussen beide te onderscheiden: 

a.de titel kondigt een belangrijke gebeurtenis of belangrijk gegeven in het verhaal aan. Zo is in De val van Marga Minco herhaaldelijk een val belangrijk.
b.de titel kondigt aan dat de gehele tekst de frase in de titel thematiseert. Zo thematiseert Buysses roman Het leven van Rozeke van Dalen ook werkelijk het leven van Rozeke van Dalen.
De vraag hoe De donkere kamer van Damokles aan zijn titel komt, heeft tot wilde speculaties aanleiding gegeven. Vaak wordt de titel langs de interpretatielijn verklaard: het boek heet zo, omdat hierin herhaaldelijk een donkere kamer belangrijk is. Janssen (1976), aansluitend bij Van Hoek & Wingen (1974) stelt: ‘Osewoudt zit opgesloten in de donkere kamer van zijn persoonlijkheid. Ook de wereld, ondoorzichtig, onduidelijk en onkenbaar, is een donkere kamer.’ Voor een verklaring volgens lijn a. zijn alleen met de grootst mogelijke moeite argumenten te geven, zoals Janssens publicatie bewijst. Er kan echter, met lijn b. als uitgangspunt, een veel verklaring gegeven worden, die de constructie van de roman als geheel en vele onderdelen van de roman verklaart.
(uit: essay van Arthur Kooyman)

Mijn eigen verklaring achter de titel:

De titel De donkere kamer van Damokles is afgeleid van de uitdrukking ‘Het zwaard van Damokles’ en duidt op een voortdurende dreiging. 
Damokles was een hoveling aan het hof van Dionysius I van Syracuse (406 – 367 v. Chr) Hij mocht voor een dag koning zijn. Maar deze hing een zwaard aan een paardenhaar boven de troon, om hem aan te tonen in welk gevaar een tiran steeds verkeert. De dreiging is in dit geval niet afkomstig van een zwaard, maar van een – mislukte – foto, die de onschuld van de hoofdpersoon had moeten bewijzen. 
De donkere kamer verwijst, behalve naar de ruimte waar de belangrijke foto’s worden ontwikkeld, ook naar de cellen, waarin de hoofdpersoon verblijft. Ook slaat de donkere kamer op eenzaamheid, op onzekerheid en isolement.


Motto: Het ‘motto’ staat achterin het boek:
 Geen. Wel is er een naschrift: "Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar niet ophangen als hij er niet is.

Men zou willen zeggen: 'Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.'

- Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat."
                                                                                       Ludwig Wittgenstein                                                                                      


Dit slaat op Osewoudt die maar niet kan aantonen dat Dorbeck bestaat. Zijn enigste bewijs wat de foto op zijn leicacamera. Als deze camera uiteindelijk terecht komt is de hoop nabij, maar het is tevergeefs, want de foto is niet duidelijk zichtbaar en het bewijs voor Dorbeck is dus niet geleverd.

zondag 17 maart 2013

Karel Ende Elegast

Karel ende Elegast is een Karelroman, dat wil zeggen dat het verhaal zich afspeelt in de kringen rond Karel de Grote. In veel Karelromans blijft de machtige koning zelf op de achtergrond. Het bijzondere aan dit verhaal is dat Karel zélf een van de hoofdpersonen is.

Karel ende Elegast is geschreven in oud-nederlands en daarom zijn er veel vertalingen gemaakt, hier is een stukje vertaalt door Karel Eykman.

Eggeric kan de slaap maar moeilijk vatten. Als zijn vrouw vraagt wat er is, wil hij het eerst niet vertellen. Maar ze dringt aan (vs. 893-922).
So lange lach si hem an,
Dat hi haer seggen began,
Dat hi haers broeder doot hadde gesworen;
Ende te dien waren vercoren,
Souden daer cortelike comen.
Hi gincse haer bi namen nomen,
Hoe si hieten ende wie si waren,
Die den coninc wilden daren.
Zij bleef maar zeuren aan zijn kop.
Ten slotte biechtte hij het op:
Hij had de dood van haar broer gezworen.
En hij zei: ‘Wie daartoe zijn uitverkoren,
Komen daar binnenkort tezamen.’
Hij noemde ze allemaal bij name,
Hoe ze heetten en wie het waren,
Die zich achter hem wilden scharen.
Dit hoorde algader Elegast,
Ende hielt in sijn herte vast.
Hi peinsde, hi soude brengen voort
Die ondaet ende die moort.
Als dit die vrouwe hoorde,
Si antwoorde na den woorde
Ende seide: ‘Mi ware liever vele,
Dat men u hinge bi der kele,
Dan ic dat gedogen soude!’
Eggeric sloech also houde
Die vrouwe voor nase ende mont,
Dat haer dat bloet ter stont
Ter nase ende ten monde uut brac.
Si rechte haer op ende stac
Haer anscijn over tbedde boort.
Elegast hi treckede voort
Ende croper liselike toe.
In sinen rechten hantscoe
Ontfinc hi dbloet van der vrouwen,
Omdat hijt wilde laten scouwen
Diet den coninc te voren brochte;
Dat hijs hem verwachten mochte.
Elegast kon dit alles horen,
En hij knoopte het in zijn oren.
Hij dacht: ik zorg dat men er van hoort,
Van deze misdaad, deze moord.
Toen de edele vrouw dit hoorde,
Zei zij hem na deze woorden:
‘Ik zou er eerder naar verlangen
Dat ze jou aan de galg zouden hangen
Dan dat ik zoiets toe zou staan!’
Eggeric begon meteen te slaan
Op haar neus en op haar mond,
Zodat het bloed terstond
Uit haar neus en mond kwam stromen.
Waarop zij, overeind gekomen,
Haar hoofd boog over de bedrand heen.
Elegast kroop er meteen
Stilletjes op af en hij ving zo toen
Alles op, in zijn rechter handschoen:
Hij ving het bloed op van die vrouw,
Omdat hij het later tonen wou
Aan iemand die de koning kon bereiken,
Om hem te waarschuwen goed uit te kijken.
(vertaling: Karel Eykman)


Het thema van de Frankische romans (Karel romans) zijn voor-hoofs en gaan terug op achterhaalbare historische feiten en personen, terwijl de setting tegelijkertijd iets sprookjesachtigs heeft. Andere kenmerken zijn het verheerlijken van brute kracht, het zeer geringe aanzien van de vrouw, de zogeheten epische verdichting - wat wil zeggen dat ook de daden van andere historische figuren aan Karel de Grote worden toegeschreven - en het uitvergroten van relatief onbelangrijke historische gebeurtenissen.

De grote zaal & Kort Amerikaans

In de bijlage heb ik de verdiepingsopdrachten uit de 4e klas geleverd van:

  • De grote zaal - Jacoba van Velde
  • Kort Amerikaans - Jan Wolkers
  • De perzik van onsterfelijkheid - Jan Wolkers

Perzik van onsterfelijkheid & Wegen der Verbeelding

Deze twee boeken heb ik voor mijn recensie opdracht gebruikt. Daarnaast heb ik in een bijlage de verdiepingsopdracht van de perzik van onsterfelijkheid geleverd. 
ik geef hier 1 voorbeeld van een goede recensie van de wegen der verbeelding als naslagwerk:

Schrijver: Haasse, Hella S.
Titel: De wegen der verbeelding
Jaar van uitgave: 1983
Bron: Het Vrije Volk
Publicatiedatum: 24-09-1983
Recensent: Alfred Kossmann
Recensietitel: Ontspannen wandeling met Hella Haasse


Het is soms prettig wandelen op de wegen der verbeelding. Hella S. Haasse heeft in 1978 en in 1982 hoogst interessante boeken laten verschijnen over mevrouw Bentinck: "Onverenigbaarheid van karakter" en "De groten der aarde". Het waren geen historische romans. Het laatst genoemde boek kan men een collage noemen van historische documenten. Hoe dan ook: Hella Haasse slaagde erin de lezer van nu kennis te laten maken met een lastige en boeiende vrouw van vroeger. De lezer is overigens nog niet tevreden. Hij wil van de auteur weten wat er gebeurde met die vrouw nadat zij een koud kasteeltje had betrokken. In afwachting daarvan kan die lezer een nieuwe roman van de schrijfster genieten: "De wegen der verbeelding". Hij kan het met een gerust hart doen. Het is een aardig boek, en weinig meer dan dat. Klaas Welling, kunstjournalist, redacteur van een tijdschrift dat "Enigma" heet, ontdekt een dichter: B. Mork, volkomen onbekende tijdgenoot van Marsman en Slauerhoff. Een verbluffend groot dichter. Hij gaat op zoek naar de man, die al dood is, vindt een stroeve huishoudster, krijgt ongepubliceerd werk te pakken, grandioos. Aan analyse van de poëzie en aan de biografie van de dichter wijdt hij zich met hartstocht. Het tijdschrift "Enigma" wordt verkocht aan een fikse zakenman die nieuwe eisen stelt. Een fris blad moet het worden. Klaas Welling krijgt de opdracht een opzet te maken voor een "whodunit", zo'n puzzeldetective à la Agatha Christie. Hoewel hij aan het puzzelen is over B. Mork voelt hij zich verplicht de opdracht aan te nemen. En bovendien: de zakenman biedt hem en zijn gezin gratis verblijf aan in een prachtige villa in Menton, aan de Rivièra. Ze gaan op reis: Klaas, zijn vrouw Maja, hun drie kleine kinderen. Een onnozel auto-ongeluk scheidt hen. Klaas blijft met kapotte koplampen ergens achter. Maja en de drie kinderen rijden mee met een enorme vrachtwagen, bestuurd door een geheide Amsterdammer. Die man, getrouwd met een gekkin, vertelt Maja tijdens de rit fantastische verhalen. Het huis is weliswaar mooi, maar het huisbewarend echtpaar is zonderling, en de eigenares van het huis, een schatrijke, stokoude Russin, heeft zich al jaren lang niet laten zien. Klaas Welling bedenkt hier het plot van zijn whodunit, walgend, en verscheurt tenslotte zijn notities. Maja noteert de verhalen die de vrachtwagenchauffeur haar heeft verteld. En hoe zit het met de huisbewaarders en de Russin? Klaas en Maja zijn er niet achtergekomen als ze nogal overhaast naar huis terugkeren. Zij krijgen vermoedens dankzij hun dochtertje van nog geen drie jaar oud. Met de dichter Mork blijkt het anders te zitten dan Welling had vermoed. In plaats van de whodunit wil de uitgever best de fantastische verhalen van de vrachtwagenchauffeur publiceren. Wat er in dat huis in Menton gebeurde? Het kost de lezer geen moeite om de interpretatie van het echtpaar Welling te aanvaarden. Ik zal deze niet verraden, om eventuele spanning niet weg te nemen. Hoe het precies zat met Mork weet Welling tenslotte niet. Hij analyseert en interpreteert, maar zoals het hoort: de dichter (ik verklap niets) blijft een raadsel. Goed geplaveid. Het is prettig wandelen op de wegen van Hella Haasses verbeelding. Het zijn bekende wegen, goed geplaveid, met mooie uitzichten. Veel verrassing levert de wandeling niet op. Het belangwekkendst is de beschrijving van de liefdesrelatie tussen Maja en Klaas, met veel begrip en liefde gegeven. Het concept van de whodunit krijgen wij te lezen, een beetje gênant want de vrouw van de auteur heeft het niet gelezen en het is intussen verscheurd. De conventioneel-fantastische verhalen van de vrachtwagenchauffeur krijgen wij ook te lezen. Zeker geschikt voor een fris tijdschrift, dunkt me. De geniale poëzie van Mork krijgen we helaas niet te lezen. Nogmaals: een ontspannen roman, bekwaam in elkaar gezet, goed geschreven maar zeker niet verrassend.